Ken uw klassiekenBelgische klassiekers: een bekentenis en pleidooi

Het was een confronterend moment, en het speelde zich enkele jaren geleden af in een bierproeflokaal in Amsterdam. Monter stapte ik er binnen, mij verheugend op een nieuw en niet eerder geproefd bier. Nog voor ik kon kijken wat er die dag op de indrukwekkende taplijst stond, klonk een bekende stem. ‘Proef dit eens!’ en mij werd een driekwart gevuld kelkglas aangereikt, voorzien van een romige schuimkraag. En dan begint het.

Zoals altijd bekeek ik het bier uitvoerig. Lichtblond tot strogeel, mistig, een hagelwitte schuimkraag die al een tijdje stond. Voorzichtig ruiken gaf al meteen de bekende Belgische gistaroma’s: een banaantje, wat fruitigs en toch een kruidige toets. De eerste slok deed alles op z’n plaats vallen. Dit was een Belgische tripel, onmiskenbaar. Vol en stevig, fruitig en kruidig. Je proefde de hop niet, maar je weet dat deze balans geeft aan de zoete restsuiker, die je ook niet proeft, maar wel aanwezig weet. Het was zo’n bier waaraan alles klopte. De verwachtingsvolle grijns op het gezicht van de bekende stem ging over in de gevreesde vraag. ‘En? Wat denk je dat dit is?’          

Daar sta je dan, met tweeduizend individuele check-ins op Untappd en een van de grootste monden van Nederland als het over bier gaat. Ik kon niet verder komen dan dat het een goed gemaakte, klassieke Belgische tripel was. Ik dwong mijzelf niet te spieken op de lijst met tapbieren, maar de gulle gever maakte al gauw een eind aan mijn lijden: ‘Mooi toch, zo’n klassieke Chimay’. Dat kon ik alleen maar beamen. Daarbij had ik een aha-Erlebnis van jewelste.

Juist in de periode dat de wereld een golf van herontdekte stijlen over zich heen krijgt, vaak ook nog eens met nieuwe technieken of ingrediënten verrijkt, is het goed om af en toe een ouwe getrouwe van stal te halen. Een bier dat al tientallen jaren ‘staat’ als een huis en dat gewoon ‘af’ is. Per slot van rekening is de toekomst gebouwd op de fundamenten van het verleden. Dat verleden hoeft op zich niet eens erg oud te zijn (de meeste Belgische klassiekers zijn nog geen vijftig jaar oud).

Het verwijt dat Belgische brouwers tegenwoordig krijgen is dat ze niet innovatief zijn. Daar klaagde overigens niemand over, de voorbije honderd jaar. En nee, krankzinnig gehopte bieren, daarmee zal je een Belg niet snel betrappen. Die koestert een woord, een begrip, een ander uitgangspunt dan ‘innovatie’: de Belg beheerst de balans, in zijn bier althans, tot in de perfectie. Probeer het nog maar eens, niet alleen trappisten zoals Westmalle Dubbel of Tripel, of eerder genoemde Chimay tripel: harmonie in je glas. Duvel, in al zijn droge, frisse eenvoud: onovertroffen. La Chouffe, en alle varianten erop, of het gamma fruitbieren (al dan niet op basis van lambiek): niet iedereen zal ervan houden, maar ze zijn niet ingewikkelder dan nodig is. En juist dat is zo knap: iets weten te brouwen dat ‘gewoon goed’ is. De innovatie, dat hebben de Belgen allang gehad.

Wil je meer lezen?

Bier keurmerken: zin, onzin en noodzaak
Trappistenbier & Abdijbieren
Bekijk alle artikelen